woensdag 22 juli 2009

Waar rook is, is gedoofd vuur

Terwijl ik aan de kade in het holst van de nacht van een praktisch verlaten haven kijk ik uit over het vergezicht van de Noordzee. De peuk wat rest van mijn sigaret schiet ik tussen duim en wijsvinger de zee in. Een verstokte roker ben ik niet, ik rook eigenlijk alleen voor de show en slechts een pakje per week. Roken over de longen doe ik zelden en het zou door kunnen gaan als een dure zinloze hobby. Maar die sigaret in mijn muil is deel van het masker wat ik draag. ‘Roken is slecht voor je jongen!’ Dat was wat mijn moeder riep toen ik nog een 12 jarige blaag was. Maar dat is alweer dertig jaar geleden, een tijd die een eeuwigheid lijkt. Gelukkig heb ik er geen moeite mee de dwaas te spelen. Maar sinds de laatste tijd stoor ik me wel aan het roken. Jaar na jaar hogere accijns van de overheid en dan dat rookverbod in de kroegen. Morele deugden worden het ook wel genoemd. Roken schaad de gezondheid van jezelf en anderen. Bijna schiet ik in de lach als het niet zo dieptreurig gegeven was. De waarheid als schild voor een grotere oplichting. Ik zal niet beweren dat roken geen schade voor de gezondheid meebrengt. Zo nu en dan breek ik uit in verstokte hoestbuien, zelfs met niet direct over de longen roken. Maar het gaat in werkelijkheid nauwelijks over de gezondheid. Rookverslaafden zullen niet zomaar stoppen met roken, zelfs als de kosten extreem hoog zijn zullen ze niet kunnen of willen stoppen. Het is niet zo alsof de regering naïef is en dit niet door heeft, het is eerder zo dat de regering dit juist wel weet en er munt uit wilt slaan.

Ik kijk uit over zee en zie een vissersboot langzaam aan de horizon voorbij trekken. ‘We zijn toch Nederlanders’ schiet even als gedachte voorbij. Het is een typisch vuil spelletje, het vuile spelletje waar ik zo’n hekel aan heb. Het doet mij denken aan de kroeg een week of twee geleden. Voor mij stond een goed gekleed en duidelijk hoog opgeleid persoon. Met vriendelijke stem vroeg hij waar ik mijn kleren vanaf haalde maar in zijn gezicht stond sarcasme af te lezen. Je moet het negeren is het devies, je kunt het opmerken maar dan krijg je te horen dat het oprecht bedoeld was. Ik haat een dergelijke leugenachtige opstelling, sloeg hem een blauw oog en gaf aan dat hij aan zijn ‘pokerface’ moest werken. Amateuristisch gedoe zoals dat hoef ik niet op mij te laten zitten, ik heb ook een hoger geschoolde opleiding gehad maar ben recht door zee opgevoed.

Zo is ook de overheid achterbaks bezig, je weet het maar kunt het niet direct bewijzen. Ik slaak even een diepe zucht. Uiteindelijk is echter de overheid zelf weer onder druk, denk ik dan maar weer. Want de Europese Unie, onze grote waakzame broer zal waarschijnlijk plannen hebben voor een dergelijk verbod Europees te maken. Dus vragen ze regeringen nu al om aanpassingen te maken in het beleid zodat later minder geprotesteerd wordt tegen de wetgeving. Een verzoek van de EU is in werkelijkheid niet echt een verzoek net zo min als belasting betalen een keus is. Daarmee is de cirkel weer rond. Een deel in mij zou nu het liefst het uitschreeuwen van frustratie over de lege zee. Maar er is niemand om te luisteren buiten wat zeemeeuwen en het zou buiten een korte periode van opluchting niets uithalen.

Nu wordt een dergelijke maatregel ook voor alcohol opgesteld. Onzin, bij roken heb je voor de volle honderd procent dat mensen in je omgeving er schade door oplopen, bij alcohol geld dit niet. Mensen die schade oplopen doordat iemand anders in een dronken bui gewelddadig wordt is hetzelfde als een automobilist die slaapgebrek heeft en op iemand inrijd. Schade die je moedwillig aan jezelf veroorzaakt is voor zover ik de laatste keer keek een eigen keuze.

Maar het is ook niet zo dat ik het volledig de overheid kwalijk neem, het volk is mak geworden. Eigenlijk weet ik dat het niet luiheid is maar meer een gebroken volk. In de jaren zeventig liepen wij allemaal op straat. Overheden en bedrijven moesten het ontgelden, de macht van het volk zo dachten wij allemaal.

Ik zet mij neer op de rand van de kade, het beton nog koud en half nat van het gepasseerde onweer. ‘Protesteren’ denk ik dan. Met enige minachting volgt er een korte ingetogen lach. Het volk en protesteren. ‘Democratie’ denk ik vervolgens weer volgt een met minachting gevulde korte lach. Wat een illusie. Wetgevingen werden omgedraaid na de protesten en vijf jaar later volgde er dan een reeks kleine wetten die stil er doorheen werden geduwd zonder dat er goed en wel tegen kon worden geprotesteerd. Op die manier werd dan vervolgens een wetgeving alsnog er doorheen gedrukt. Wat voor zin heeft het dan om te protesteren?

Zelfs als het nog zin zou hebben om te protesteren, in de huidige samenleving past protesteren niet meer. Mensen zijn zo ver vastgeroest in hun werk dat ze niet bereid zijn om er vrij voor te nemen. Gelijktijdig worden mensen die wat wel protesteren uitgemaakt voor werkeloze sloebers die uitkeringen trekken. Het volk dat zichzelf dwars zit en zo zijn verworven vrijheden opoffert.

Terwijl de vissersboot over de horizon verdwijnt sta ik weer op en tuur nog een laatste keer naar de horizon in het holst van de nacht. Eigenlijk, heel stiekem in het duister van mijn verstokte hart denk ik dat een oorlog ons goed zou doen. Maar dan komt mijn politiek correcte zijde weer naar boven toe. ‘Nah, dat brengt veel onnodig leed.’ Ik steek nog een sigaret op. Als het zo door gaat als nu, dan zal uiteindelijk het lot van Europa waarschijnlijk niet veel verschillen van mijn verworpen wens. Enigszins laks begeef ik mij terug naar mijn huis. ‘Het zal allemaal wel.’

Geen opmerkingen:

Een reactie posten